Interview Dick Ahles
Voor het boek Het MensaQuotiënt (2003) zijn indertijd interviews afgenomen met een aantal (ex-)Mensaleden. Zij vertellen over hun hoogbegaafdheid en de invloed hiervan op hun leven.
De genoemde leeftijden zijn die ten tijde van het interview.
Dick Ahles (51) heeft een klassieke carrière in het bedrijfsleven doorlopen en is op dit moment directeur van de Gouden Gids. Hij is getrouwd met Mensalid Karina Frijters (33) en ze verbazen zich nog dagelijks over het geluk van een 'Mensahuwelijk'. Zijn andere grote liefdes zijn wiskunde, postzegels en boeken. Hij is dol op lezen, maar spellen kan hij niet.
"Mijn leven als kind werd bepaald door mijn dyslexie. Ik kan niet spellen, ik heb problemen met taal en de uitspraak van woorden. Dat is veel overheersender geweest dan mijn hoogbegaafdheid. Ik was mij dat eenvoudigweg niet bewust. Ik haalde hele slechte cijfers op de hbs en de rector zei tegen mijn vader dat ik er daarom niet thuishoorde. Mijn vader liet me testen bij de schoolpsychologische dienst en die overtuigde de rector dat ik best kon blijven. De uitslag van de test zag ik pas jaren later. Hij gaf aan dat er met mijn intelligentie niks mis was, maar in die tijd vertaalde de school dat naar 'dan moet hij maar een beetje harder zijn best doen'.
Dyslexie was geen reden om rekening te houden met een student. Dat vind ik ook terecht. Als je niet kunt spellen, dan hoort dat bij de beoordeling die je krijgt. Toch heb ik de hbs gehaald en ben daarna politicologie gaan studeren, tot ik me realiseerde dat je daar niks mee kunt in het leven. Ik knapte ook af op de weinig prestatiegerichte sfeer, daar voel ik me absoluut niet lekker. Ik wil dingen voor elkaar brengen. Ik ben dominant en prestatiegericht en dan hoor je niet thuis op een universiteit.
Het klinkt misschien vreemd voor iemand met dyslexie, maar ik heb iets met boeken. Ik kan namelijk wel lezen, mijn hele huis staat vol met boeken, ik moet alleen opletten dat ik geen dingen lees die er niet staan. Mijn vorm van dyslexie uit zich in het omdraaien van letters en cijfers, het niet kunnen spellen of gedesoriënteerd raken bij bepaalde woorden. Dat laatste lijkt op stotteren: ik heb het woord gereed in mijn hoofd, maar het lijkt wel of het er mechanisch niet uit komt.
Ik had misschien ook een bètastudie kunnen gaan volgen, voor de exacte vakken haalde ik uitstekende cijfers, maar daar lag mijn interesse niet. Ik herinner me dat ik in de tweede, derde klas naar de stadsbibliotheek ging en encyclopedieën las en boeken over allerlei onderwerpen. Dat deed geen enkel vriendje van me, maar ik was me daar niet van bewust. Ik had wel vriendjes, maar die waren qua persoonlijkheid ook wat teruggetrokken. Ik heb het gevoel dat ik daar huiswerk mee deed en verder niets. Het moet voor de buitenwereld gek zijn geweest dat ik rondliep met boeken over formele logica maar dat vond ik toen niet zo. Ik las ook veel over sterrenkunde, wiskunde, het weer en dat soort dingen, maar vond nooit dat ik buitensporig intelligent was.
De laatste keer dat ik bewust onder mijn dyslexie heb geleden was toen ik, net als alle andere kinderen in die tijd, toelatingsexamen moest doen voor de hbs. Op de lagere school was een klas die kinderen daarop voorbereidde. Daar mocht ik niet in. Ik zat in de klas die naar de huishoudschool en de LTS moest. Mijn vader heeft me privé-les laten geven om toch het toelatingsexamen te halen. De eerste dag op de nieuwe school hadden we dictee Nederlands. De volgende ochtend komen we daar weer, brugpiepers die we waren. Lagere schoolkinderen feitelijk nog, maar dan op het lyceum. Dan zegt zo'n lerares: "Iedereen moet hier wel zijn best doen, want als je 'klei' schrijft als 'klie' dan hoor je niet op deze school thuis." Dat is de laatste keer dat ik me echt heb laten kwetsen.
Daarna dacht ik: je bekijkt het maar. In het boek 'De gave van Dyslexie' van Ron Davis staat een rijtje woorden die geen betekenis voor je hebben als je dyslectisch bent. Mensen kunnen zich niet voorstellen dat je die woorden niet kunt spellen, maar toen ik dat lijstje zag kreeg ik tranen in mijn ogen. Verdomme, dacht ik, daar is het. Dyslexie was veel bepalender in mijn leven dan hoogbegaafdheid. Ik verberg overigens beide absoluut niet, ik noem ze vaak al in het kennismakingsinterview. Dan weten mensen gelijk waar ze aan toe zijn.
Afgezien van mijn intelligentie is mijn persoonlijkheid ook uitvoerig getest. Ik houd ook erg van testjes. Tijdens mijn studie politicologie heb ik het bijvak methoden en technieken voor sociaal-cultureel wetenschappelijk onderzoek gedaan. Dat waren allemaal psychologische onderzoeken, daar ben ik wel gek op. De uitslag is dat ik extreem dominant ben, in een hoger percentiel dan mijn intelligentie, en extreem zorgzaam. Hoe dominantie zich uit? Ik heb in ieder geval gelijk. Dat maakt de wereld een stuk simpeler. Maar ik voel vooral verantwoordelijkheid voor taken waar ik voor sta dat ze worden uitgevoerd. Als ik voornemens ben iets te veranderen, dan rust ik niet voordat het ook veranderd is.
Ik ben altijd bezig met oplossingen en leg me er niet bij neer wanneer iemand zegt dat het niet kan of 'dat we het al jaren zo doen'. Tijdens mijn inwerkperiode als directeur bij dagblad De Stem in Breda kwam iedereen vertellen wat hij deed. Ik vroeg ze waarom en vrij vaak was het antwoord: "Dat doen we al jaren zo." Dan zei ik: "Dat is niet erg, het is waarschijnlijk een heel goede reden, maar ik wil toch dat je weet waarom je dat doet." Want laten we vooral niet denken dat het bedrijfsleven erg efficiënt is. Veel dingen 'doen we al jaren zo' en we denken niet na over hoe het anders kan. Mijn kracht is dat ik dat niet voetstoots aanneem. Mijn hoofd zit altijd vol. Ik ben altijd bezig om te bedenken hoe het anders kan en misschien wel beter. Af en toe moet je oppassen dat je het niet altijd anders wilt doen, eenvoudigweg omdat het kan.
Ik zie mensen met een hoog IQ die niet kunnen functioneren. Daar heb ik niks mee. Mijn juf in de vijfde klas lagere school zou natuurlijk nog voor de rechtbank moeten komen voor haar misdragingen, dat is duidelijk, maar dat is geen reden om je hele leven daar schade onder te lijden. Op de hbs deed ik gewoon mee met de norm. Op school is het nooit aan de orde geweest dat iemand rekening zou houden met dat dyslectische jongetje. Je leert je zo veel sneller aanpassen en functioneren met anderen. Ik kan soms verschrikkelijk boos worden op mensen die mij niet begrijpen. Dan word ik radeloos omdat mijn omgeving zich afvraagt waar het in hemelsnaam over gaat, terwijl ik de dingen als heel vanzelfsprekend zie. Dat heb ik dus altijd wel om me heen gezien. Maar in relaties op het werk ging ik toch altijd iemand zoeken met wie ik in ieder geval qua niveau of gespreksonderwerpen iets gemeenschappelijks had. Mensa kende ik niet. Intelligentie was helemaal geen issue.
Overigens vind ik de combinatie dyslexie en hoogbegaafdheid wel interessant, dat zou je best wel wat meer tegen kunnen komen. Binnen Mensa is de verzameling extremen hoger dan erbuiten en het is mijn indruk dat ook dyslexie naar verhouding meer voor komt."
Bron: Het MensaQuotiënt, A. Hofstede, K. Meerman.
uitg. Scriptum, 2003, EAN: 9789076846064