Overslaan en naar de inhoud gaan

Interview Jennifer Campbell

Voor het boek Het MensaQuotiënt (2003) zijn indertijd interviews afgenomen met een aantal (ex-)Mensaleden. Zij vertellen over hun hoogbegaafdheid en de invloed hiervan op hun leven.

De genoemde leeftijden zijn die ten tijde van het interview.

 

Jennifer Campbell (30) is arbeids- en organisatiepsychologe en werkt als trainer en adviseur bij veranderingstrajecten in organisaties. Zij heeft van huis uit al het idee meegekregen dat ze hoogbegaafd is, en is in 1990 voor het eerst lid geworden van Mensa.

"Ik noem mezelf een 'kleurrijke vrouw', in meerdere opzichten. Naast mijn Surinaamse achtergrond, heb ik veel meegemaakt en in verschillende landen gewoond. Ik zit niet alleen in mijn hoofd, maar ben ook creatief en fysiek veel in beweging. Hoogbegaafdheid zie ik als een vergrootglas over mijn waarnemen en denken heen. Het zorgt ervoor dat je informatie intenser verwerkt dan anderen, maar ook intenser beleeft. Het voelt als een extra dimensie. Maar je moet er wel mee leren omgaan. Ik vergelijk het wel eens met een kleine auto waar je heel veel paardenkracht in stopt. Je moet 'm leren besturen, anders vliegt-ie de bocht uit. Dat leren sturen is een proces waarmee je kan worstelen. Achterhalen wie je bent is iets dat iedereen moet leren, maar een hoogbegaafde in het bijzonder. Hoogbegaafdheid draagt bij aan een gevoel van verwondering, omdat ik anders naar de dingen kan kijken dan de meeste mensen. Het heeft z'n voors en tegens, maar als je ermee om leert gaan is het een prachtig instrument.

Toen ik drie jaar oud was zagen kleuterjuffen in Amerika, waar ik toen met mijn ouders woonde, al dat ik eruit sprong. In de groep zat een autistisch jongetje dat ook hoogbegaafd was. Ik ging naast hem zitten en omdat hij niks zei, sprak ik voor ons beiden. Dat hield ik net zolang vol tot hij zelf ging praten. Daarna werd elk autistisch kind in de omgeving bij ons thuis langs gebracht om met mij te spelen. Ik was een heel gevoelig kind en had een groot rechtvaardigheidsgevoel. Vooral als het over dieren ging. Kwam je aan een dier, dan kwam je aan mij. We gingen een keer naar het circus, en we zaten helemaal vooraan aan de rand van de piste. Tijdens een komische act gaf een clown met veel spektakel en tromgeroffel een olifant een klap. Ik maakte daarop zo'n stampei dat we direct moesten vertrekken.

Mijn vader en moeder zijn zelf ook ontwikkelde mensen. Ze waren erg geïnteresseerd in mijn opvoeding en verwachtten goede prestaties van mij. Vanaf mijn veertiende ben ik mezelf bewust gaan ontwikkelen. Het begon met vijf kilo afvallen. Ik was zo onder de indruk van wat ik kon bereiken als ik het maar wilde, dat ik op allerlei manieren aan mezelf ging werken. Ik heb me verdiept in onder meer assertiviteit, doelen stellen, focussen, en onderwerpen in de filosofische sfeer. Ik heb dagboeken zo dik als telefoonboeken volgeschreven. Steeds was ik bezig na te denken over: hoe zitten mensen in elkaar, hoe zit ik zelf in elkaar? Ik onderzocht wat ik lastig vond, en ging dan daarmee aan de slag.

Ik heb leren doorzetten om iets te bereiken. Zo heb ik in het laatste jaar van mijn studie een onderzoeksstage in Australië gerealiseerd. De uitgangssituatie was slecht: er waren totaal geen universitaire uitwisselingscontacten met het land en ik had geen cent op mijn bankrekening. Een hoop beren op de weg dus. Ik had slechts een idee voor een onderzoek en de wens om naar een mooi land te gaan. Ik verzamelde al mijn moed, verbond me met mijn droom en liet die niet meer los. Uiteindelijk, vele inspanningen, hordes en dichte deuren verder, heb ik er een fantastische ervaring gehad, met een stagebegeleider die achteraf gezien precies wist hoe met een hb-er om te gaan. Ik woonde op een internationale campus waar elke student weer anders was en etnische diversiteit 'gewoon' was. Ik mocht het werk doen dat ik wilde doen: adviseur en psycholoogje 'spelen' in een heuse organisatie met managers die werkelijk interesse hadden in het onderzoek en de resultaten. Ik had het wonderlijke gevoel helemaal mezelf te kunnen zijn en te passen in de omgeving. Het was hoog gegrepen, maar het heeft mij absoluut leren focussen. Keuzes maken en discipline opbrengen zijn vaardigheden waar veel Mensalen moeite mee hebben: als hb-er vind je alles interessant. Gelukkig heb ik ze met de paplepel ingegoten gekregen.

Mijn eerste ervaring met Mensa was op een ALCD in 1990. Mijn reactie was: wow, iedereen is hier drie keer zo oud als ik, en het gaat alleen maar over Star Trek. Ik herkende me er totaal niet in. Toen heb ik een advertentie geplaatst in het internationale blaadje. Ik zocht mensen die net als ik geïnteresseerd waren in zelfontplooiing. Daar kreeg ik veel reacties op, onder meer uit Engeland, Amerika, Zweden en Australië. Ik heb uitgebreide briefwisselingen met Mensalen in het buitenland gehad, maar in Nederland had ik weinig contacten. Daarom zei ik in 1995 mijn lidmaatschap op. Zo'n zes jaar later attendeerde een bekende me erop dat Mensa inmiddels helemaal verjongd was. Tot mijn verbazing hoefde ik me niet opnieuw te laten testen en kon ik zo weer lid worden. Ze hadden zelfs mijn oude lidnummer nog. Ik ben toen regelmatig naar bijeenkomsten van de Singlegroep geweest. De eerste paar keer waren wel leuk, maar daarna werd het een soort klasje met lessen in 'hoe maak je contact'. Dat was voor mij niet zinnig, ik ben voldoende sociaal aangepast. Nu zit ik bij de Rond-Dertigclub, en daar ben ik erg over te spreken. We ondernemen gezellige activiteiten door het hele land: uit eten, naar de kroeg, het zijn voor mij echte ontspan-avonden. We zijn laatst zelfs gaan zweefvliegen. De organisatie rouleert en we hebben ook een mailinglijst die eerst veel gebruikt werd voor discussies, maar nu helaas wat minder.

De rol die Mensa verder voor mij speelt is dat ik daar mensen spreek die me verder kunnen helpen in mijn professionele ontwikkeling. Wel valt het me op dat er bij Mensa weinig allochtonen zijn; vooral zwarte vrouwen ontbreken. Maar ik ben vooral door mijn werk gewend om uit de toon vallen. Ik heb hard moeten knokken om hogerop te komen. Mijn loopbaandoel is om als adviseur en coach mensen te begeleiden bij veranderingen in organisaties. In 'adviesland' begint men net een beetje te wennen aan vrouwen: bij de bureaus waar ik tot nu toe werkte voeren blanke mannen de boventoon. Daar riep ik altijd veel op: je bent niet alleen vrouw en zwart maar ook nog hoogbegaafd. Een hoofd heeft wel eens gezegd dat hoogbegaafden mensen met blinde vlekken zijn. Daar ben ik het deels mee eens, je ziet dingen die andere mensen niet zien, maar je hebt ook je eigen gebreken. Zo had ik dus vaak niet door wat ik oproep als ik ergens binnenkom. Mensen gaan meteen etiketjes plakken. Dat trok ik me vroeger erg aan, en soms 'bevroor' ik, dan zei ik niks meer tijdens lunches bijvoorbeeld. Inmiddels zijn projecties van andere mensen minder belangrijk: ik heb er een steviger karakter aan overgehouden.

Na dertig jaar oefening leer ik meer op mijn intuïtie te vertrouwen: daar kan ik altijd van op aan. Wil je je doelen bereiken, dan is hoogbegaafdheid handig, maar zeker niet genoeg. Je moet erachter komen wat je echt wilt. Die 'wat wil ik'-vraag beantwoord je niet met je hoofd, maar met je hart of je buik. Door mijn worstelingen met mezelf en anderen ben ik gedwongen om mijn gevoelskant de ruimte te geven. Daardoor ben ik een vollediger mens geworden. Ik ben weer gaan sporten en creatieve dingen gaan doen: zo communiceer je op andere manieren dan alleen vanuit je verstand. Stukken van mezelf zijn nu meer met elkaar in balans, en dat geeft veel rust. Ik voel ook minder afstand tussen mij en andere mensen. Ik heb een evenwicht gevonden tussen me aanpassen en mezelf blijven."

Bron: Het MensaQuotiënt, A. Hofstede, K. Meerman.
uitg. Scriptum, 2003, EAN: 9789076846064